Artikel 5.2.11 Geluid en milieu, lid 8
Personenauto’s met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking die in gebruik zijn genomen na 31 december 1995 moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde. Hierbij is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, artikel 40, van toepassing.
Artikel 40 Controle werking emissiebestrijdingssysteem
- De goede werking van het emissiebestrijdingssysteem wordt gecontroleerd door meting van de lambdawaarde en het koolmonoxidegehalte van de uitlaatgassen bij verhoogd toerental en door meting van het koolmonoxidegehalte bij stationair toerental.
- Voor elke meting wordt gecontroleerd of de motor en het emissiebestrijdingssysteem op bedrijfstemperatuur zijn. Hieraan wordt voldaan indien de motor gedurende drie minuten op een toerental van ongeveer 3000 omw/min heeft gedraaid en:
- een proefrit heeft plaatsgevonden, of
- de motorolietemperatuur minimaal 80 ºC bedraagt.
De motorolietemperatuur moet worden gecontroleerd met behulp van een deugdelijke olietemperatuurmeter.
Brandstofkeuze niet mogelijk
Bij voertuigen waarbij van fabriekswege het niet mogelijk is om handmatig de brandstof aan te passen blijft een emissiemeting achterwege. Dit omdat het niet duidelijk is door welke brandstof de motor functioneert en welke emissie daarbij gecontroleerd moeten worden.